3 November 2005, 13:37
Even een zijpaadje:
ELSEVIER.NL
AUTO & REIZEN
woensdag 3 augustus 2005 15:01
Oldtimers: Voorbij, voorgoed voorbij
Klassiekers danken hun populariteit aan het jeugdsentiment van slechts twee generaties. De auto van nu zal nooit 'klassiek' worden. Die tijd is voorbij, voorgoed voorbij.
Ineens drong het door, na jaren van slenteren op klassiekerbeurzen en langs de 'festivals' waar glanzende oldtimers strijden om een schoonheidstrofee. De jongste klassiekers zullen voor eeuwig ook de jongste blijven: een Ford Taunus uit de jaren zestig, een Opel Olympia 1.200, een Rekord uit dezelfde jaren. De Mini, van toen acteur Peter Sellers er nog in reed.
En hooguit een Ford Capri, of iets te jonge Amerikaan ? zonder vleugels en chroom ? uit de jaren zeventig. Een laatste complete Eend hier en daar, een Renault 4. Maar de waarheid is: het klassieke wagenpark jongt niet meer aan. En straks is zelfs de nostalgie zelve echt voorbij.
Cadillac
Magneet
Bij de entree van de Hobahohallen in Lisse, het Autotron in Rosmalen of de Groenoordhallen in Leiden en al die kleinere beurzen overkomt je steevast hetzelfde. Als een magneet trekken de monumenten van de automobielindustrie het oog: Cadillacs in pasteltinten uit de rockin' jaren vijftig, een Jaguar MK 2 (van Inspector Morse), de nog altijd indrukwekkende Jaguar E-type, de Facel Vega, een Jensen Interceptor, soms zelfs een Bristol van rond 1950 of een zeldzame Aston Martin DB4.
De mobielen van deze exclusieve categorie vormen als het ware de 'canon' van de auto -industrie ? de onbetwiste pronkstukken van techniek en design. Zoals er een canon is van het beste en belangwekkendste uit de wereldliteratuur of de schilderkunst. Het merkwaardige is alleen: aan deze canon van klassiekers zal, in tegenstelling tot die van literatuur of schilderkunst, nauwelijks meer iets worden toegevoegd. En daar is een verklaring voor.
Het waarom blijkt als de bezoeker van de klassiekerbeurs zijn weg vervolgt. Want wat staat er nog meer? Eigenlijk blijven er drie klassen over. De eerste is die van de dure en luxe wagens die bijna niemand zich kon veroorloven, en waarvan ook de hedendaagse opvolgers buiten bereik blijven van de massa. Het zijn de topmerken waaraan mensen zich tot op de dag van vandaag verlustigen, zoals ook op de AutoRai deze week. Met name Mercedes is prominent onder klassiekers, en ook de Engelse Rover trekt altijd bekijks.
Middenklasser
Een tweede klasse is historisch bezien wel zo interessant. Dat zijn de kleine auto's en middenklassers uit de jaren zestig. Als er ergens kreten van herkenning klinken ? 'aah', 'gooh' en 'die hadden w?j toch ook?' ? dan is het bij de Ford Taunussen (was het een P3, P4, P5 of P6 vraagt de kenner), de Opels en Volkswagens, de Vauxhall Victor. Of bij het laatste restje Franse autogeschiedenis dat voor de roest gespaard bleef, de 'schattige' Renault Dauphine, de Citro?n DS vanzelfsprekend, de Panhards Dyna Z en PL17.
Fiat 500
Dan zijn er de Volvo's Amazon, 142 en 164. En altijd weer die Fiatjes 500, plus een zwerm Engelse sportwagentjes van MG en Triumph. Het waren de eerste en misschien tweede auto's van de generatie die de oorlog meemaakte en er in de jaren vijftig weer bovenop kwam. Het is bij elkaar het gestolde sentiment uit de tijd dat de auto nog net niet voor iedereen was. Toen 'de straat' nog jaloers vanachter de vitrage gluurde naar buurmans nieuwe bezit.
Jeugdsentiment
Dan is er een derde klasse, en daarmee begint het einde van het jeugdsentiment. Op de achterbank van die oorlogsgeneratie zaten de kleine babyboomertjes. Toen zij volwassen werden, eind jaren zestig en begin jaren zeventig, klommen ze zelf achter het stuur.
Ze kochten een Citro?n 2CV (de Eend), een 'Renaultje' 4, een Ami of een Opel Kadett. Soms nieuw, vaker tweedehands. En van h?n eerste auto's zie je er wel inmiddels heel wat op de beurzen. Al is het maar op de parkeerplaats voor de hal, het voorportaal van de historie.
Arbeider
Twee generaties slechts, de babyboomers en hun ouders, zijn aldus lijfelijk verbonden met 'hun' oude wagenpark. Daarna is het afgelopen. Joop den Uyl wilde dat iedere arbeider zijn auto had, en zo geschiedde. De auto werd normaal, het park groeide razendsnel, en de bulkproducten van Ford, Opel en Volkswagen werden de saaie standaard in plaats van een felbegeerd bezit waar magie, de geur van pionierschap omheen hing.
Soms dringt zich een bejaard Golfje tussen het wagenpark van de jaren zestig, een enkeling probeert het met de Renault R20 of de hoekige Chevrolet Caprice van de jaren tachtig. Maar het wil niet ogen. En al helemaal niet voelen.
Ford Taunus
Emotie
Het verschil is: het individu mag een scheut emotie ervaren bij de aanblik van de ?igen eerste auto ? het kan nooit meer de gedeelde emotie zijn uit de jaren waarin een half volk een eerste auto kon kopen. Die prijzen alleen al: de Ford Taunus 17M P3, kostte zo'n 7.500 gulden.
Het is voorbij. Een enkele opmerkelijke auto zal zich voegen bij de canon van pronkstukken. Maar zelfs de meest exclusieve modellen van nu halen nooit meer de met zoveel sentiment beladen status van 'klassieker'. Straks zijn het gewoon: oude auto's.
Door Arthur van Leeuwen
Dit artikel verscheen eerder in Elsevier, 12 februari 2005
Publicatiedatum: 3 augustus 2005
ELSEVIER.NL
AUTO & REIZEN
woensdag 3 augustus 2005 15:01
Oldtimers: Voorbij, voorgoed voorbij
Klassiekers danken hun populariteit aan het jeugdsentiment van slechts twee generaties. De auto van nu zal nooit 'klassiek' worden. Die tijd is voorbij, voorgoed voorbij.
Ineens drong het door, na jaren van slenteren op klassiekerbeurzen en langs de 'festivals' waar glanzende oldtimers strijden om een schoonheidstrofee. De jongste klassiekers zullen voor eeuwig ook de jongste blijven: een Ford Taunus uit de jaren zestig, een Opel Olympia 1.200, een Rekord uit dezelfde jaren. De Mini, van toen acteur Peter Sellers er nog in reed.
En hooguit een Ford Capri, of iets te jonge Amerikaan ? zonder vleugels en chroom ? uit de jaren zeventig. Een laatste complete Eend hier en daar, een Renault 4. Maar de waarheid is: het klassieke wagenpark jongt niet meer aan. En straks is zelfs de nostalgie zelve echt voorbij.
Cadillac
Magneet
Bij de entree van de Hobahohallen in Lisse, het Autotron in Rosmalen of de Groenoordhallen in Leiden en al die kleinere beurzen overkomt je steevast hetzelfde. Als een magneet trekken de monumenten van de automobielindustrie het oog: Cadillacs in pasteltinten uit de rockin' jaren vijftig, een Jaguar MK 2 (van Inspector Morse), de nog altijd indrukwekkende Jaguar E-type, de Facel Vega, een Jensen Interceptor, soms zelfs een Bristol van rond 1950 of een zeldzame Aston Martin DB4.
De mobielen van deze exclusieve categorie vormen als het ware de 'canon' van de auto -industrie ? de onbetwiste pronkstukken van techniek en design. Zoals er een canon is van het beste en belangwekkendste uit de wereldliteratuur of de schilderkunst. Het merkwaardige is alleen: aan deze canon van klassiekers zal, in tegenstelling tot die van literatuur of schilderkunst, nauwelijks meer iets worden toegevoegd. En daar is een verklaring voor.
Het waarom blijkt als de bezoeker van de klassiekerbeurs zijn weg vervolgt. Want wat staat er nog meer? Eigenlijk blijven er drie klassen over. De eerste is die van de dure en luxe wagens die bijna niemand zich kon veroorloven, en waarvan ook de hedendaagse opvolgers buiten bereik blijven van de massa. Het zijn de topmerken waaraan mensen zich tot op de dag van vandaag verlustigen, zoals ook op de AutoRai deze week. Met name Mercedes is prominent onder klassiekers, en ook de Engelse Rover trekt altijd bekijks.
Middenklasser
Een tweede klasse is historisch bezien wel zo interessant. Dat zijn de kleine auto's en middenklassers uit de jaren zestig. Als er ergens kreten van herkenning klinken ? 'aah', 'gooh' en 'die hadden w?j toch ook?' ? dan is het bij de Ford Taunussen (was het een P3, P4, P5 of P6 vraagt de kenner), de Opels en Volkswagens, de Vauxhall Victor. Of bij het laatste restje Franse autogeschiedenis dat voor de roest gespaard bleef, de 'schattige' Renault Dauphine, de Citro?n DS vanzelfsprekend, de Panhards Dyna Z en PL17.
Fiat 500
Dan zijn er de Volvo's Amazon, 142 en 164. En altijd weer die Fiatjes 500, plus een zwerm Engelse sportwagentjes van MG en Triumph. Het waren de eerste en misschien tweede auto's van de generatie die de oorlog meemaakte en er in de jaren vijftig weer bovenop kwam. Het is bij elkaar het gestolde sentiment uit de tijd dat de auto nog net niet voor iedereen was. Toen 'de straat' nog jaloers vanachter de vitrage gluurde naar buurmans nieuwe bezit.
Jeugdsentiment
Dan is er een derde klasse, en daarmee begint het einde van het jeugdsentiment. Op de achterbank van die oorlogsgeneratie zaten de kleine babyboomertjes. Toen zij volwassen werden, eind jaren zestig en begin jaren zeventig, klommen ze zelf achter het stuur.
Ze kochten een Citro?n 2CV (de Eend), een 'Renaultje' 4, een Ami of een Opel Kadett. Soms nieuw, vaker tweedehands. En van h?n eerste auto's zie je er wel inmiddels heel wat op de beurzen. Al is het maar op de parkeerplaats voor de hal, het voorportaal van de historie.
Arbeider
Twee generaties slechts, de babyboomers en hun ouders, zijn aldus lijfelijk verbonden met 'hun' oude wagenpark. Daarna is het afgelopen. Joop den Uyl wilde dat iedere arbeider zijn auto had, en zo geschiedde. De auto werd normaal, het park groeide razendsnel, en de bulkproducten van Ford, Opel en Volkswagen werden de saaie standaard in plaats van een felbegeerd bezit waar magie, de geur van pionierschap omheen hing.
Soms dringt zich een bejaard Golfje tussen het wagenpark van de jaren zestig, een enkeling probeert het met de Renault R20 of de hoekige Chevrolet Caprice van de jaren tachtig. Maar het wil niet ogen. En al helemaal niet voelen.
Ford Taunus
Emotie
Het verschil is: het individu mag een scheut emotie ervaren bij de aanblik van de ?igen eerste auto ? het kan nooit meer de gedeelde emotie zijn uit de jaren waarin een half volk een eerste auto kon kopen. Die prijzen alleen al: de Ford Taunus 17M P3, kostte zo'n 7.500 gulden.
Het is voorbij. Een enkele opmerkelijke auto zal zich voegen bij de canon van pronkstukken. Maar zelfs de meest exclusieve modellen van nu halen nooit meer de met zoveel sentiment beladen status van 'klassieker'. Straks zijn het gewoon: oude auto's.
Door Arthur van Leeuwen
Dit artikel verscheen eerder in Elsevier, 12 februari 2005
Publicatiedatum: 3 augustus 2005
http://www.everyoneweb.com/volvorider
Volvo 240 estate, classic limited edition 1046/1600 MY'93, amerikaanse uitvoering
Volvo 240 sedan, Super MY'91 G3
Volvo 240 estate, classic limited edition 1046/1600 MY'93, amerikaanse uitvoering
Volvo 240 sedan, Super MY'91 G3